Vocabulario Holandés X. En la oficina de policía.

10. Op het politiebureau (en la comisaría):

de aanranding (-en): la agresión sexual
de aanrijding (-en): el atropello, el choque
de aanslag (-en): el atentado
aanvallen: atacar
de achtervolging (-en): la persecución
het adres (-sen): la dirección
de advocaat (advocaten): el abogado
afpersen: extorsionar
de agent (-en): el polícia
het alarm: la alarma
de acohol: el alcohol
arresteren: detener
de bandiet (-en): el bandido
bang zijn: tener miedo
het bankbiljet (-ten): el bilete (de dinero)
de bedelaar (-s): el mendigo
het bedrag (-en): el importe
bedriegen: engañar
beledigen: insultar
beschermen: proteger
beschieten: atirar
beschrijven: describir
beschuldigen: acusar
bestelen: robar
bestraffen: castigar
de bestuurder (-s): el conductor
de betoging (-en): la manifestación
het bevel (-en): el orden
bewaken: vigilar
het bewijs (bewijzen): la prueba
de boete (-s): la multa
de bom (-men): la bomba
de bomaanslag (bomaanslagen): el atentado de bomba
de brand (-en): el incendio
de buitenlander (-s): el estranjero
de controle (-s): el control
de dader (-s): el cuplable
de dief (dieven): el ladron
de diefstal (-en): el robo
doodschieten: matar a tiros
dreigen: ‘amenazar
dronken: borracho
gehoorzamen: obedecer
het geld: el dinero
de getuige: el testigo
gevaarlijk: perigrosso
het gevecht (-en): la lucha
het geweer (geweren): el fusil
het geweld: la violencia
het gezag: las autoridades
de gijzelaar (-s): el secuestrado
de handboeien: las esposas
de handlanger (-s): el cúmplice
de handtas (-sen): la bolsa
de helm (-en): el casco
helpen: ayudar
de identiteitskaart (-en): la tarjeta de identidad
de inbraak (inbraken): el robo
de inbreker (-s): el ladrón
de klacht (-en): la queja
de kogel (-s): la bala
het lawaai: el ruido
de leugen (-s): la mentira
liegen: mentir
het lijk (-en): el cadáver
het losgeld: el rescate
het mes (-sen): el cuchillo
minderjarig: menor de edad
de misdaad (misdaden): el crimen
de moord (-en): el asesinato
de moordenaar (-s): el asesino
omkopen: cohechar
de omkoping: el cohecho
(on)eerlijk: (des)honesto
het ongeluk: (-ken) el accidente
het ongeval: (-len) el accidente
(on)gewapend: (des)armado
onschuldig: inocente
(on)wettig: (i)legal
(on)zedig: (in)decente
overrijden: atropellar
de overval: (-len) el asalto
de pedofiel: (-en) el pedófilo
de politiecommissaris (-sen): el comisario de polícia
het proces-verbaal (proces-verbalen): el atestado
remmen: frenar
de revolver (-s): el revólver
de ruzie (-s): la discución
de schade: el daño
het schot (-en) el tiro
de schuld la culpa
schuldig culpado
smokkelen: contrabandear
de staking (-en): la huelga
de straf (-fen): la pena
vechten: luchar
het verbod (-en): la prohibición
het verkeer: el transito
de verkrachter (-s): el violador
de verkrachting (-en): la violación
het verzet: la resistencia
zich verzetten: resistir
de volwassene (-n): el adulto
het wapen (-s): la arma
de wet (-ten): la ley
het zakmes (-sen): a navaja

Fuente: Neerlandes.org